Basjkier te paard

Kunstwerk in Veessen: de Basjkier te paard

De schipbrug van de Basjkieren – een gezamenlijke geschiedenis.

Veessen, het dorpje aan de IJssel, staat bekend als "het kozakkendorp". Aan deze bijnaam ligt een geschiedenis ten grondslag, die het dorp verbindt met de Basjkieren, een nomadisch volk van boogschietende ruiters uit het steppengebied aan de voet van de Oeral. Het standbeeld van een Basjkierse ruiter in de Kozakkenhaven herinnert aan deze episode. De kozak is dus eigenlijk een Basjkier. 

In 1810 lijfde Napoleon Nederland in bij het Franse Keizerrijk. Twee jaar later rukten zijn troepen, waaronder eveneens een significant aantal dienstplichtigen uit Nederland, op naar Moskou in een veldtocht tegen Tsaar Alexander I. Deze catastrofaal verlopen actie zou de teloorgang inluiden van de Franse suprematie over grote delen van Europa.

Basjkieren

Stammen Basjkieren bewonen al ruim een millennium het gebied van de zuidelijke Oeral. Het nomadenvolk spreekt een aan het Turks verwante taal, die behoort tot de Finno-Oegrische taalgroep. De Basjkieren belijden de soenitische Islam. Ruim vier eeuwen geleden zocht het volk van de Basjkieren bescherming tegen de naburige Tataren door het aangaan van een coalitie met het toenmalige Grootvorstendom Moskovië van Ivan de Verschrikkelijke. In de daarop volgende decennia ontwikkelde Basjkirië zich als onderdeel van de Russische staat. Binnen de Russische Federatie is het huidige Basjkortostan, met als hoofdstad Oefa, de grootste autonome republiek. De circa 1,4 miljoen etnische Basjkieren vormen er ruim een kwart van de bevolking.

In 1812 verzocht Tsaar Alexander I de Basjkieren twee cavalerieregimenten te leveren voor zijn strijd tegen Napoleon. Deze zogenoemde kozakkenregimenten, waarvan de leiding in handen van een Russisch officier werd gelegd, hadden een aanzienlijk grotere flexibiliteit, dan de reguliere regimentsstructuur. Reeds eerder had Tsaar Alexander I zijn Basjkieren bij de Fransen ten tonele gevoerd: tijdens zijn ontmoeting met Napoleon bij de Vrede van Tilsit in 1807. De Basjkieren, die, gezeten op felle kleine paarden, bewapend waren met pijl en boog, werden door de Fransen schertsend "de cupido's van het Noorden" genoemd; dit zou hun geuzennaam worden. Deze in het zadel geboren ruiters, die eveneens uitmuntende boogschutters waren, werden met hun lange lansen en hun evenzeer lange karwatsen het meest gevreesde wapen van het Russische leger in hun strijd tegen Napoleon. Alleen al de huiveringwekkende reputatie van deze exotisch ogende cavaleristen, deed menig Frans rekruut deserteren.

Schipbrug bij Veessen

Na de Volkerenslag bij Leipzig, waarbij Napoleon door de Zesde Coalitie onder leiding van Tsaar Alexander I desastreus verslagen werd, stoten de Russische en Pruisische geallieerde troepen door naar Nederland. Medio november bereiken de eerste geallieerde eenheden de IJssel. De Franse bezetting van de vestingstad Deventer bleek te sterk en de Russische Generaal Alexander von Benckendorff gaf opdracht aan het 1e Regiment Basjkieren een bivak op te slaan bij Wijhe aan de IJssel en van daaruit Deventer te omsingelen. Op een daarvoor geschikte plek in de rivier werd een schipbrug gelegd. De IJssel maakt een grote meander vlak vóór Wijhe en, aan de overzijde, Veessen. Dit vormt niet alleen een geologisch geschikte plek voor de inlaat van de huidige hoogwatergeul, maar eveneens een uitstekende locatie voor een schipbrug.

Bevrijding van Amsterdam

In weerwil van de opdracht van zijn meerdere om bij de IJssel te wachten op versterking, steekt Benckendorff op uitdrukkelijk verzoek van het provisioneel hoofd van de Amsterdamse stadswacht de rivier over. Door op listige wijze langs de Franse bezetting te glippen, weet hij met zijn kozakken en een handvol reguliere manschappen in de hoofdstad te komen. Zijn Basjkieren behoren tot de eersten die de Muiderpoort van Amsterdam bereiken en zorgen door hun aanwezigheid voor een omslag in de ambivalente opstelling van de provisionele stadsregering. Nagenoeg zonder bloedvergieten, wordt Amsterdam van de Fransen bevrijd. Dit heeft een belangrijke invloed op de totstandkoming van de huidige constitutionele monarchie. Enkele dagen later begeleidt Benckendorff de Prins van Oranje bij diens aanvaarding van de proclamatie tot soeverein vorst Willem I van het Vrije Nederland. In de weken die daarop volgen, leidt Benckendorff de geallieerde bevrijding van het Nederlandse grondgebied en rukt vervolgens op naar het zuiden. In april 1814 dwingen de geallieerden Napoleon tot abdicatie. De Basjkieren trekken veel bekijks in Parijs en keren uiteindelijk terug naar hun geboortegrond. De herinnering aan deze glorierijke veldtocht is nog steeds levend in het huidige Basjkortostan.

Belang van de schipbrug

Via de schipbrug bij Veessen hebben duizenden geallieerde troepen en gedeserteerde Nederlandse rekruten in Franse dienst de overtocht over de IJssel gemaakt. Het bivak van de Basjkieren in Wijhe groeide uit tot een belangrijk strategisch doorvoercentrum. Vanwege hoogwater verloor de schipbrug eind januari 1814 na 2,5 maand zijn functie. 

Een imposant bronzenbeeld van een Basjkierse ruiter bij het onlangs geheel gerenoveerde havenfront van Veessen vormt een blijvende herinnering aan deze geschiedenis.

Op 8 januari 2018 werd het beeld bij hoogwater geplaatst. Het indrukwekkende beeld werd vervaardigd door de internationaal bekende, Russische beeldhouwer Alexander Taratynov, die al meer dan twee decennia in Nederland woont en werkt. Het initiatief voor dit kunstwerk werd genomen door de Geelvinck Muziek Musea Amsterdam-Zutphen, waarvan de organisatie al meer dan een kwart eeuw gevestigd is in een historisch huis in Heerde.

Kozakkenveer

Bij het beeld van de Kozak kan je tussen april en november met het Kozakkenveer oversteken. Het is een voet- en fietsveer dat je van Gelderland naar Overijssel brengt. Je komt uit in natuurgebied de Duursche Waarden. Het Kozakkenveer is een door vrijwilligers bemand veer over de IJssel vrijwel op de plek waar eens de schipbrug lag. 

Tekst: De heer J. Buisman - Museum Geelvinck
Foto: Anne Braam (boven), Jos Melenhorst (onder)