Over Heerde
Onze geschiedenis en Archeologie
Wie kent niet de beken en sprengen in de gemeente waaraan in historische tijden watermolens hebben gestaan? Of de IJssellinie met de inundatiewerken, het Fraterhuis in Wapenveld, de Grift, het erf van Daendels of de diverse grafheuvels? Alle geschiedenis laat sporen achter. En gelukkig maar, want zodoende weten we door onderzoek te doen stukje bij beetje meer van onze historie. De unieke ligging van Heerde op de kop van de Veluwe en aan de rivier de IJssel zorgt voor een gevarieerd landschap, waarbinnen het ook vandaag de dag nog steeds goed toeven is.
Buiten de prachtige natuur zijn er ook veel cultuurhistorische resten terug te vinden. Oude kavelpatronen, hout- en wildwallen en natuurlijk de grafheuvels zijn zichtbare elementen.
Maar meer dan driekwart van de geschiedenis van Heerde is verborgen in de grond. Deze geschiedenis is nauw verbonden met het landschap.
De Veluwe
Tijdens de voorlaatste ijstijd kwam er vanuit het noorden een enorm ijspakket naar het zuiden zakken. Een grote ijslob van meer dan 100 meter dikte zocht zich een weg door het huidige IJsseldal en stuwde door zijn massa de bodem op tot wat nu de Veluwe is. Het is de grootste stuwwal van Europa! Doordat de bodem uit het voormalige IJsseldal omhoog is gestuwd, zijn oorspronkelijke rivierafzettingen hoog op de Veluwe terecht gekomen. Een tamelijk uniek gegeven dat bepalend is geweest voor de ontstaansgeschiedenis van Heerde.
De eerste mensen die hier rondliepen waren jagers en verzamelaars. Zij trokken achter het grote wild aan. De ligging aan de laaggelegen, natte gronden (de locatie van de huidige IJssel) bood hen de mogelijkheid om ook vis te eten.
Het feit dat Heerde op de overgang van hoog naar laag ligt, heeft ertoe geleid dat hier vanaf de vroege prehistorie mensen hebben gewoond en geleefd. Zo in de buurt van de rivier en met het grote wild op de Veluwe had men z’n natje en z’n droogje. Naast de vondsten van vuurstenen bijlen en pijlpunten, zijn vooral de grafheuvels bijvoorbeeld op de Koerberg bewijs voor vroege bewoning.
De eerste landbouwers op de Veluwe bouwden boerderijen. Om de muren van de boerderij wind- en waterdicht te krijgen, zocht men in de omgeving naar leem. Deze leem van voormalige rivierafzettingen diende als pleisterwerk.
De nabijheid van water garandeerde een gevarieerde dis elke dag. Maar ook bij Vorchten zijn mooie vondsten gedaan. Waarschijnlijk is hier in de bronstijd een cultusplek aanwezig geweest. De landbouw ontwikkelde zich en in de middeleeuwen bracht men potstalmest op de akkers. Door deze bemesting kregen deze akkers een bol uiterlijk en groeiden uit tot grote enkcomplexen. De dikte van de humeuse bovengrond bedraagt door de bemesting soms wel meer dan 1 meter. Zodoende zijn archeologische sporen die zich daar bevinden goed bewaard gebleven. Oude enkgronden hebben daarom een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vondsten. De bodemopbouw van de Veluwe maakte het mogelijk om naast water ook leem, grind en zand uit de grond te halen.
Reeds in de steentijd is er binnen de gemeente bewoning geweest, getuige de grafheuvels op de hoger gelegen delen.
In de middeleeuwen concentreerde de bewoning van de bevolking zich in twee zones: de enkenzone aan de voet van de hogere Veluwe, tussen vijf en tien meter boven NAP (de nederzettingen Wapenveld, Hoorn, Heerde en Horsthoek) en in een zone langs de IJssel, op de iets boven de omgeving uitstekende oeverwallen (de nederzettingen Werven, Marle, Vorchten en Veessen).
In 1176 was de bevolking van de oostelijke Veluwe inmiddels dusdanig gegroeid, dat o.a. de kapellen van Heerde en Vorchten, tot dan toe behorend tot Epe, zelfstandigheid verkregen. Op de gronden die op de gunstigste hoogte lagen, op de enken, werd de akkerbouw uitgeoefend.
Veel van de daarvoor benodigde mest werd verkregen in potstallen waarin de schapen overnachtten die op de uitgestrekte hoger en droger gelegen heidevelden graasden. De mest werd in de poststallen vermengd met heideplaggen. Het heidegebruik was dusdanig intensief dat hier en daar zelfs zandverstuivingen ontstonden. Geen enkel boompje of struikje had nog een kans op de onafzienbare heidevelden.
Melkvee graasde in de laaggelegen nattere broeklanden (moerassig gebied), waar ook het hooi vandaan kwam. Na de bedijking van de IJssel in de veertiende eeuw, werd alle overtollige water van de gehele Oost Veluwe door een aantal parallel lopende weteringen naar het Noorden afgevoerd om via een sluis in de Werverdijk te worden geloosd op de IJssel.
Dit betekende dat bij hoog IJsselwater lozing niet mogelijk was met alle gevolgen van dien. De Grift is in de middeleeuwen gegraven om het water van de hogere Veluwe op te vangen voordat het de lagere broeklanden in zou lopen. Door hun vele bezittingen in de polder zijn de bewoners van het Fraterhuis Hulsbergen, dat in het noorden van de gemeente in 1407 is gesticht, mede actief geweest in de waterstaatswerken. Het “echte monnikenwerk”: boeken overschrijven, deed men hier ook en daar zijn zeer fraaie voorbeelden van bewaard gebleven.
Met de hervorming en beeldenstorm in 1578 is het klooster opgeheven.
Gaandeweg zijn de gebouwen gesloopt. De bewoners van Heerde zelf zijn trouwens niet van harte met de hervorming meegegaan. Tijdens de eerste tientallen jaren van de toen woedende Tachtigjarige Oorlog werd onze streek geteisterd door plunderende soldaten van beide zijden. De kerk van Veessen, die een tijd ongebruikt heeft gestaan, werd pas weer in 1649 in gebruik genomen. De edellieden en welgestelden in Heerde leveren bestuurders als dijkgraaf van de polder Veluwe en schout van Heerde. Zij bewoonden landhuizen zoals de Zwanenburg, Bonenburg, Burggraaf, en Vosbergen.
De Zwanenburg is in de negentiende eeuw gesloopt, de Burggraaf is gesloopt en herbouwd rond 1862.
Het hoogteverschil tussen de hogere Veluwe en het lagere gebied werd benut door het graven van beken om het stromende water te kunnen gebruiken op watergedreven molens. In de gemeente Heerde zijn er zo dertien papiermolens en een aantal korenmolens geweest. De papiermolens moesten het in de negentiende eeuw afleggen tegen de opgekomen machinale papierfabricage. Een enkele werd grutmolen of korenmolen, de meeste wasserij.
Molen Papierfabriek
Het hoogteverschil dat was ontstaan bij de aanleg van het Apeldoorn's Kanaal tussen het waterpeil van het kanaal en dat van de Grift in de buurt van Berghuizen, werd door Lubbertus Gerrevink in 1836 benut voor het stichten van een grote watergedreven papiermolen. Hier werd in plaats van het scheppen van vellen papier met de hand voor het eerst machinale papiermakerij toegepast. Het bedrijf is uitgegroeid tot de Berghuizer Papierfabriek, wegens economische omstandigheden is de Berghuizer Papierfabriek gefaseerd in medio 2007/2008 gesloten.
Wapenveld is in 1843 met het verkrijgen van een hervormd kerkgebouw een zelfstandig kerkdorp geworden en sindsdien uitgegroeid tot de tweede kern in grootte van de gemeente. Kort voor de bouw van de eerste hervormde kerk aldaar, was er onder leiding van de afgezette predikant van Hattem Anthony Brummelkamp een afgescheiden gemeente gesticht. Dat verkeersmogelijkheden industrie aantrekt, bewijst een in het begin van de twintigste eeuw ontstane grote industrie: de Klok Zeepfabriek, zocht de nabijheid van het station van Heerde als bedrijfsterrein. Er was een eigen spooraftakking naar de fabriek.
Nog steeds is een groot deel van de gemeente agrarisch, maar het karakter ervan is de laatste 150 jaar sterk veranderd. Met de komst van de kunstmest eind negentiende eeuw, was de heide niet meer nodig om begraasd en afgeplagd te worden voor de mest in de potstallen. Zeer grote delen werden bebost. Weidse vergezichten op heidevelden verdwenen. Slechts met grote moeite worden thans de laatste restjes heide in stand gehouden met onder andere een schaapskudde.
Bron: Kozakkendorp